Ik, de ander
Ik, de ander
Details
237 p.
Besprekingen
De Volkskrant
Het zou jou niet gebeuren. Jíj zou je nooit laten kleineren. Je zou ongevoelig zijn voor de manipulatieve trucjes. Je zou ervandoor gaan bij de eerste rode vlag.Of, nou ja, bij de eerste keer dat je door hem vernederd wordt toch zeker. Als je erachter komt dat er een ander in het spel is - ja, dat is voor jou de absolute grens.Nee, serieus, als hij je een keer hardhandig vastpakt ben je écht weg. Voorgoed. Tot hij weer belt. Want hij, tja, hij is anders.Hoewel het begrip 'toxisch' lastig te omschrijven is en te pas en te onpas gebruikt wordt - ik hoorde een meisje van een jaar of 20 zeggen dat ze de rij voor de dixies op een festival toxisch vond (en ik begreep haar eigenlijk wel) - zal niemand ooit in een toxische relatie willen terechtkomen.
Het probleem van zo'n relatie is dat die zich nooit als zodanig aan je voorstelt: hoi, ik ben Hans en ik ga jou psychisch helemaal kapotmaken door je te gaslighten, je zelfvertrouwen te ondermijnen en je autonomie af te pakken. Wijntje?
Nee, het venijn begint pas als je al emotioneel betrokken bent en niet zomaar meer terug kunt. Hoe dat gaat, beschrijft Jante Wortel (1996) in haar tweede roman Ik, de ander.'Ze ontmoet hem op de nieuwjaarsborrel', zo begint het eenvoudigweg. Ze maken een praatje, niks bijzonders, maar ze heeft 'nog nooit zo letterlijk een klik gevoeld' en aan het eind van de avond hangt zijn sjaal om haar nek.Het is de opmaat van speels geflirt. Ze sturen elkaar berichtjes, soms komt hij aan haar bureau een praatje maken, nu en dan legt hij ongezien een suikerklontje uit de koffiecorner op het hoekje van haar tafel. 'Wat dat betekent weet ze niet, maar het betekent iets. Niemand anders ziet het. Alleen zij.'Het gevoel uitverkoren te zijn, dat is van belang. Hij ziet iets in haar wat niemand anders ziet. 'Hij zegt: ik ken echt geen enkele vrouw zoals jij. Iemand die nog zo puur is.' Ze begint het te geloven. Dan: nachtenlange gesprekken, zijn ogen waarmee hij haar doorboort, de weekmakende beslistheid waarop hij zegt 'vanavond blijf je', en ja, dat doet ze, deze naamloze jonge vrouw: 'Ze kent hem pas een paar weken maar voelt nu al: jou had ik nodig.'
Dus als hij haar vertelt dat er ook een ander is - hallo, rode vlag! - accepteert ze dat. En daarmee gaat ze een grens over: hierna is alles acceptabel, en dat weet hij ook. Zijn gedrag wordt extremer, hij heeft steeds meer kritiek op haar, liefkozingen zijn niet vanzelfsprekend, die moet ze verdienen, soms laat hij dagenlang niets van zich horen. Ze moet zich kuiser kleden, stoppen met roken, haar bord leegeten, normaal zitten, niet zo irritant huilen. Hij stuurt haar weg en als ze dan daadwerkelijk wil gaan verwijt hij haar dat: 'Kijk wat er van je geworden is.'Met vaste hand dirigeert Wortel je dit giftige moeras in. De manier waarop ze de relatie tussen deze twee mensen beschrijft doet denken aan de stijl van Sally Rooney, die vaak benoemt wat de personages doen in plaats van de actie te laten zien ('hij houdt afstand', 'ze kan zich niet concentreren', 'hij is vaak humeurig').
Gesprekken worden gevoerd, maar je krijgt nooit te horen waarover, paniek komt 'explosief tot uiting', maar hoe precies wordt niet verteld, er is een moeilijk verleden, maar dat blijft vaag.
Het geheel krijgt daardoor iets analytisch en afstandelijks, als een therapeutisch verslag, ook doordat alles wordt verteld in de derde persoon enkelvoud. Dat werkt goed, juist omdat het in feite allemaal zo emotioneel en heftig is. Had je dit allemaal vanuit een directe ik-vorm moeten lezen, dan was je waarschijnlijk murw geworden van alle heen en weer schietende gevoel...
Fictie
Jante Wortel
Ik, de ander
Das Mag; 184 pagina's; € 22,99.
Knack
Jante Wortel houdt haar lezers een spiegel voor, terwijl ze het verhaal van een toxische relatie vertelt.
Ze praatte voor het eerst met hem op de nieuwjaarsborrel van het bedrijf waar ze allebei werkten. Natuurlijk had ze hem al eerder gezien, maar ze was altijd op afstand gebleven omdat ze voelde dat hij niet helemaal spoorde. Op de borrel bood ze hem een ingang, en die nam hij, ook al bleef het ongemakkelijke gevoel nadien aanhouden. In Ik, de ander beschrijft Jante Wortel hoe een vrouw in een toxische relatie terechtkomt en hoe moeilijk het is om er nadien een einde aan te maken, want zoals de man zegt: ‘Als ik je toelaat, dan laat ik je er ook niet meer uit, snap je dat? Zelfs niet als je dat wilt. Dan heb je daar niets meer over te zeggen.’ Wat volgt, is vernedering, liefdeloze seks en zijn uitspraak dat hij ‘een kind in haar wil stoppen’, ook al houdt hij in feite niet van haar. Nee, zegt hij recht in haar gezicht, hij houdt van die ander, bij wie hij op bezoek gaat als zij niet welkom is bij hem, maar misschien zal hij ooit nog wel van haar gaan houden.
De vrouw aanvaardt dit allemaal, omdat ze eenzaam is, maar ook omdat ze geplaagd wordt door een schuldgevoel. Ze heeft net een relatie van zeven jaar achter de rug die ze eigenhandig de nek omdraaide. Ze was weliswaar nooit ongelukkig bij haar ex, maar hij kon haar ook niet helemaal geven waarvan ze droomde. Ze was content, en dat was niet voldoende. Dus brak ze met hem, en hoe verder de breuk in het verleden komt te liggen, hoe meer ze gaat denken dat ze het niet waard is om goed behandeld te worden en dat de terreur waaraan haar nieuwe vriend haar onderwerpt meer dan verdiend is.Wortel beschrijft het allemaal vanop een afstand, licht fatalistisch ook, in ultrakorte hoofdstukken van maximaal drie pagina’s. Als lezer zit je zo scène na scène met je neus op de barre feiten, ook al gaan die nooit de fysieke kant op. Ik, de ander gaat over psychologische terreur, geen lichamelijke. Daarbij komt ook de psychologie van de man in beeld, want Wortel overstijgt in haar roman gelukkig het zwart-witdenken over dader en slachtoffer. Het is geen aanklacht tegen dé man, maar eerder een psychologisch portret van twee beschadigde mensen die vastzitten in zichzelf. Dat blijkt vooral wanneer de man en de vrouw samen naar Scarface kijken en hij opgewonden raakt van de les die hij in de film meent waar te nemen, dat in de wereld alles om macht draait en dat je altijd voor jezelf moet opkomen. In feite ziet hij zich als een anarchistische Unabomber, terwijl hij niet veel meer is dan een zieligaard die vastzit in zijn eigen hersenspinsels en daar ook nog eens stevig onder lijdt. En het is op dat moment dat je als lezer de blik naar binnen werpt en je je afvraagt hoeveel er van die naamloze man en vrouw in jezelf zit. ○
Marnix Verplancke