Douglas Stuart is de meester van het contrast. In zijn met de Booker Prize bekroonde Shuggie Bain (2020) geeft hij een meesterlijk portret van het Glasgow van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Het boek vertelt het autobiografisch geïnspireerde verhaal van een jongetje dat opgroeit in het rauwe arbeidersmilieu van de voormalige Schotse industriestad. Glasgow heeft nadrukkelijk het karakter van een machostad, maar hoofdpersoon Shuggie is allerminst met een machomentaliteit uitgerust. Hij geldt als een mietje en wanneer hij zich uiteindelijk bewust wordt van zijn homoseksuele geaardheid, is hij daarin bij wijze van spreken de laatste in zijn omgeving.
Zijn persoonlijkheid vindt op geraffineerde wijze een tegenpool in het portret dat Stuart schetst van Shuggies moeder Agnes. Agnes is streetwise, scherpgebekt en op de juiste momenten doortastend. Als ze wil, windt zij mannen om haar vinger, krijgt ze zaken gedaan. Maar ook Agnes heeft haar achilleshiel: alcohol. Ze mag nog zo strijdbaar zijn, tegen deze zwakte heeft ze geen verweer. Uiteindelijk is het de zwierige, eigenzinnige Agnes die ten onder gaat en de schuchtere, kwetsbare Shuggie die overleeft.
Qua personages en setting vertoont Stuarts nieuwe roman, Mungo (Young Mungo) de nodige overeenkomsten met zijn debuut. Ook Mungo is gesitueerd in Glasgow, ditmaal in de vroege jaren negentig, en de 15-jarige hoofdpersoon uit de titel heeft veel gemeen met Shuggie. Maar verder zijn er flinke verschillen en de lezer die vreest dat de nieuwe roman zal uitdraaien op een herhalingsoefening wordt al snel gerustgesteld.
Zeker, ook Mungo heeft een alcoholistische moeder, maar waar Shuggie Bain uiteindelijk een liefdevol beeld schetste van de kwetsbare Agnes, blijft Mo-Ma (ze heet eigenlijk Maureen) letterlijk en figuurlijk meer op een afstand. Welbeschouwd is ze op haar 34ste nog steeds een dweperige, egoïstische puber, wat misschien niet onbegrijpelijk is wanneer je al op je 15de een kind krijgt en drie jaar later - inmiddels zwanger van je derde - weduwe wordt. In haar pogingen een nieuwe man aan de haak te slaan blijf Mo-Ma soms wekenlang van huis. In de praktijk wordt Mungo opgevoed door zijn twee jaar oudere zusje Jodie.
Jodie heeft academische ambities, maar wanneer je uit een milieu als het hare komt, is er maar één manier om kans te maken op een plekje aan de universiteit: het aanleggen met een leraar die als kruiwagen kan dienen. En dan maar hopen dat je niet zwanger wordt.
De derde telg in het gezin is Hamish (19), die als Ha-Ha wenst te worden aangesproken. Ha-Ha, vader van twee, is klein van stuk en draagt een ziekenfondsbrilletje met jampotglazen, maar heeft een kolossale reputatie als straatvechter en aanvoerder van de protestantse Bigton Billy Boys, die regelmatig op afspraak gruwelijk gewelddadige confrontaties aangaan met de katholieke Royston Bhoys.
Net als Shuggie Bain imponeert Mungo door de wijze waarop Stuart het rauwe straatleven van de Glasgowse arbeiderswijken tot leven brengt. En die wereld mag dan een uitgesproken machokarakter hebben, dat betekent niet dat de vrouwen zich onberoerd laten. Hier belandt een piepjonge moeder in een vechtpartij tussen protestantse en katholieke jongeren:
'Het meisje, grootgebracht in de strijdbare traditie van de Glasgowse vrouwen, reageerde onmiddellijk. Ze liet de kinderwagen los en vloog met zwiepende natte paardenstaart en uitgestoken afgekloven klauwen terug over het modderveld, klaar om hen aan flarden te scheuren. (...) Haar nagels trokken het vel in lange roze slierten van zijn armen, en zelfs te midden van al het opgewonden gejoel was te horen dat zijn blonde haar uit zijn hoofd werd gerukt.'
Mungo vertelt in elkaar afwisselende hoofdstukken twee onderling verbonden verhalen. De eerste verhaallijn heet 'De mei erna' ('The May After'). Hierin gaat Mungo in het gezelschap van twee mannen die zijn moeder 'kent' van de Anonieme Alcoholisten naar een loch in de highlands voor een visweekend dat hem wat 'mannelijker' moet maken. Af en toe wordt er voorzichtig verwezen naar eerdere heftige gebeurtenissen, maar wat die precies behelzen wordt pas veel later duidelijk.
De tweede verhaallijn is getiteld 'De januari ervoor' ('The January Before') en vertelt hoe Mungo in contact komt met een katholieke leeftijdgenoot, James, met wie hij vrijwel onmiddellijk een bijzondere band voelt, al duurt het enige tijd voordat beide jongens dat tegenover zichzelf en elkaar willen toegeven.
De manier waarop Stuart de rauwe wereld van Glasgow en de tedere liefdesverkenningen van Mungo en James beschrijft en de indringende wijze waarop hij die twee werkelijkheden met elkaar laat contrasteren, getuigen van literair meesterschap.
Dat meesterschap zit hem voor een niet gering deel in Stuarts oog voor detail. Als hij beschrijft hoe een roestig tapijtmes iemands gezicht van oorlelletje tot mond openscheurt, kun je dat bijna voelen. Als Jodie elke week in een caravan met haar leraar maatschappijleer neukt, maakt Stuart die gebeurtenis extra vunzig en mistroostig door een observatie als: 'Meneer Gillespie had de gewoonte om na het neuken in zijn neus te peuteren en zijn vingers aan de onderkant van het triplex af te vegen.' En als Mungo tijdens het visweekend vanuit de highlands zijn moeder probeert te bellen: 'Het was onwennig om in een telefooncel te staan die niet naar ouwe pis stonk.'
De structuur met twee verhaallijnen die gaandeweg naar elkaar toe kruipen, verhoogt de spanning en tijdens de gewelddadige slothoofdstukken moet de lezer een paar maal stevig naar adem happen. Dit is echt andere koek dan Shuggie Bain.
Die thrillerelementen contrasteren dan weer prachtig met de subtiele manier waarop Stuart de symboliek rond Mungo's naam in de plot verwerkt. Hij is vernoemd naar Sint Mungo, de patroonheilige van Glasgow, aan wie vier wonderen worden toegeschreven. Daarin spelen een vogel, een boom, een bel en een vis een centrale rol. De oplettende lezer komt ze allemaal tegen. Maar ook wie ze niet opmerkt, leest een geweldig boek.
****
Uit het Engels vertaald door Kitty Pouwels en Josephine Ruitenberg. Nieuw Amsterdam; 400 pagina's; € 24,99.
Verberg tekst